HOME

6. Oorlog

  • Stil is de nacht alom, zonder gedruis
  • Door heerst slechts krijgsgewoel, heel ver van huis
  • Moor plots klinkt het bevel, de vijand nadert snel
  • Mannen, houd u gereed, de strijd wordt heet
  • Wijze: Jongens van 18jaar
  • Begin van de oorlog

    Jan was net 18 jaar toen de oorlog begon. Op 10 mei lag Nederland onder vuur. Twee dagen later (op Eerste Pinksterdag) werden de bewoners van Breda aangezegd om te evacueren. In Bavel stond veldwachter Pijnen bij de kerk en instrueerde de kerkgangers: "Terug! De Heilige Mis gaat niet door! Zoek het noodzakelijke bij elkaar en vertrek! Allemaal vertrekken!" Veel dorpelingen laadden hun spullen haastig op een fiets of een kar. Sommigen gebruikten paard en wagen. Vanuit Breda en omgeving werden 25.000 mensen richting Zundert en Achtmaal geleid. Een andere groep van 25.000 mensen trok naar Hoogstraten en Antwerpen. Hele families lieten hun huis achter en begonnen aan een levensgevaarlijke vlucht. Koos Jorissen en zijn gezin zaten niet in deze twee lange stoeten met vluchtelingen. Zij trokken naar familie in Alphen. In de tijd dat het gezin Jorissen in Alphen verbleef, waren de Duitsers Bavel binnengetrokken. De kruidenierswinkel werd door de Duitse soldaten opengebroken en geplunderd. Ome Janus (de broer van Koos) had weliswaar zijn huis verlaten, maar was met zijn gezin op Lijndonk neergestreken. Wellicht had hij iets van de plunderingen vernomen, want hij ging die dag naar de winkel in 't Haantje om poolshoogte te nemen. "Bist du ein Franzoos?" vroegen de soldaten hem. "Nee, ik ben Janus en ik zoek onze Koos", zei ome Janus. Toen het gezin Jorissen naar haar huis terugkeerde, schrok moeder Mieke van de ravage die was aangericht. Maar vader zei: "Ach, wees maar blij. We hebben het allemaal overleefd."

    Bommenwerpers

    In de archieven van Jan hebben we een voetbalverhaal gevonden, waarin je iets herkent van de oorlogsdreiging voor de burgerbevolking. Het gebeurde rond 1943. De spelers van het eerste elftal van R.K.V.V. Bavel hadden zich na de wedstrijd tegen Molenschot omgekleed en na afloop dronken ze nog een pilsje. Toen ze hun rantsoen binnen hadden, klonk er opeens luchtalarm! Molenschot lag immers kort bij vliegveld Gilze-Rijen en geen vliegveld in Nederland is zó vaak gebombardeerd als dit vliegveld. Dus de voetballers wisten: afrekenen en wegwezen! Op Lijndonk aangekomen zagen ze de Amerikaanse bommenwerpers. Honderden en honderden! Het afweergeschut blafte. Je zag zwarte wolkjes in de lucht. Jan reed naast Janus van Boerkes (Janus Bastiaansen). Opeens zag hij hoe Janus in z'n nek greep. Tussen zijn vingers door liep een straaltje bloed naar zijn elleboog. Janus pakte zijn zakdoek en drukte op de wond. Voor hij thuis kwam, was het bloeden gestopt. Het kwam door een klein scherfje van het afweergeschut."Die heeft wel geluk gehad", zei Jan. Als kind tekende Jan altijd al vliegtuigen en hij kon de Duitse en Engelse vliegtuigen op het gehoor onderscheiden. Een 'Tommy' (een Brits vliegtuig) had een bijzonder geluid. Jan kwam daar graag zijn bed voor uit. Zijn grote droom was piloot worden. Als kind riep hij dan steeds:"Vliegtuig, mag ik meerijden?" Maar hij wist dat hij daarvoor nooit in aanmerking kwam. In het gezin Jorissen werd met angst, maar ook fascinatie gekeken naar de brisantbommen die door de R.A.F. (Royal Air Force) werden afgegooid en die als sterren aan de hemel konden oplichten..

    Verzet

    Jan was gedurende de oorlog een jongen in de kracht van zijn leven. In de oorlog zong hij nogal eens anti-Duitse liedjes op het biljart in het café van Piet van Engelen. De kastelein merkte wel dat zijn klanten dit illegale repertoire waardeerden en hij gaf Jan een vorstelijk honorarium: een gratis borrel! En dat was toen héél wat. Bovendien is drank een geweldige stimulans voor overmoedig gedrag. Kwam er iemand binnen die sympathie voor de bezetter had, dan zeiden ze: "Jan, kom gauw van het biljart af!" 66 67 Maar dan zei Jan: "Welnee, we zijn toch allemaal hetzelfde." Jan zong gewoon door. Met zijn vrijheid en zijn vitaliteit als jonge vrijgezel kreeg hij contact met het verzet. Wanneer Jan zich aansloot, weten we niet. De organisatie van het verzet was overigens (ook in Bavel) een schimmig geheel. Als Jan in 1994 voor de dvd: '50 jaar Bevrijding' wordt geïnterviewd over voedsel op de bon, vertelt hij niets over zijn verzetswerk. Toch werd Jan door Gerrit van Hooijdonk (plaatselijk leider van het verzet in Nieuw-Ginneken) uitdrukkelijk genoemd: "Eens in de zes weken kwamen de plaatselijke commandanten in Breda bij elkaar. De meeste dorpen rondom Breda waren daarbij vertegenwoordigd. In het begin ging het vooral om het zoeken naar geschikte onderduikadressen; het verstrekken van bonkaarten en geld aan de onderduikers en om het verspreiden van het illegale blad Trouw. In Galder en Strijbeek werden de bonkaarten door een wijkverpleegster bezorgd. In Bavel werd dat werk door Jantje Jorissen én door een gemeentelijke politieman gedaan. Later, in juli 1943, toen onze groep aansloot bij de L.O. en L.K.P. kwamen hier ook meer en meer speciale opdrachten bij. De L.O. was de Landelijke Organisatie voor hulp aan Onderduikers; L.K.P. staat voor Landelijke Knok Ploegen. Deze organiseerden overvallen om aan bonkaarten en geld voor de onderduikers te komen. In verband met de veiligheid hoorden ze nóóit van elkaar wélke opdrachten er gegeven werden. Ze mochten ook niets opschrijven. Alles moest uit het hoofd worden geleerd." Vanaf 1943 begon het verzet in Nederland op grote schaal van de grond te komen. In Bavel zaten op allerlei plekken onderduikers. Dat konden Joden zijn, ontsnapte krijgsgevangenen, jongens die wilden ontsnappen aan de 'Arbeitseinsatz' of piloten die waren neergestort. Uit verhalen blijkt dat de ligging aan het bos hen daar ook bij heeft geholpen. Vanuit Bavel hielp ook een politieman. Waarschijnlijk doelde Gerrit van Hooijdonk op veldwachter Arends toen hij over een gemeentelijke politieman in het verzet sprak. Ruud Arends (de zoon van deze veldwachter) vertelde ons dat zijn vader een keer 's avonds naar de Blauwe Kees (Kees van de Velden) was gegaan. Hij wist dat daar onderduikers zaten en dat er een razzia op komst was. Door zijn waarschuwing konden ze gemakkelijk het bos in vluchten. Cor van Engelen van de Lage Aard (de vader van Henk) had twee Joodse onderduikers uit Breda en nog vijf andere onderduikers t.w. Kees, Jos en Jan Hermans, Wim van Engelen uit Leende en Anton Voermans van de Lage Aard. Die onderduikers sliepen op de zolder van de paardenstal en hadden onder de vloer nog een kruipruimte van zo'n 60 centimeter hoogte waarin ze zich konden verstoppen. Ook hier waarschuwde veldwachter Arends wel eens dat er een razzia op komst was. De Joodse onderduikers werden weliswaar niet gevonden, maar Cor van Engelen dreigde vanwege beschuldigingen standrechtelijk te worden gefusilleerd. Dankzij de tussenkomst van een Duitse aalmoezenier, Rudolf Bender, ontsnapte Cor aan de dood. Politieman Arends hielp dus het verzet, maar hij was óók in dienst van de Duitse overheid. Eens landde een geallieerde parachutist achter de boerderij van Jan Oomen. Meteen liepen de mensen uit en de veldwachter moest het voorval melden bij de K.M.A. (Koninklijke Militaire Academie), waardoor de parachutist in handen viel van de Duitsers. Er waren meer van deze voorvallen. Het gevolg was dat er na de oorlog een onderzoek naar de veldwachter werd gestart. Jan Oomen, de wethouder, organiseerde een petitie en enkele weken later mocht Arends zijn werk weer uitvoeren. In deze schimmige wereld van het verzet, waarin men van elkaar vaak niet wist wie wat deed, deed ook Jan zijn verzetswerk. Nel Jorissen, een zus van Jan, weet nog dat op een avond haar aandacht getrokken werd. De werkjassen hingen zo vreemd aan de kapstok in de bijkeuken? Ze deed de jassen opzij en ze zag drie geweren achter die jassen verstopt! Jan wist ervan, maar zijn moeder wist uiteraard van niks. Zus Nel wist dat dit een groot geheim moest blijven, 's Nachts werden deze geweren al opgehaald door het verzet. Jan dook onder bij tante Jans, een zus van Jans moeder. Tante Jans en ome Janus (Joaneke de Boer) hadden geen kinderen en hun boerderij stond op de Wouwer. Dat waren de akkers en weilanden richting Molenschot. Jans broer Piet zat ergens anders en soms wisten ze van elkaar niet waar ze zaten. Zus Nel vertelde: "Jan kwam 's avonds nog wel eens stiekem op de fiets naar huis, want hij miste zijn moeder heel erg. In de nacht ging Jan erop uit om de rantsoenbonnen te verdelen. 68 69 Bij tante Jans en Ome Janus zat hij echter te ver van Bavel om mee te werken met de ondergrondse. Dus dook Jan met anderen onder in het lijkenhuisje op het kerkhof, midden in Bavel. Ook hebben ze nog een tijdje 's nachts in de kerktoren gezeten, maar dat was te gevaarlijk. Kerktorens konden een gemakkelijk doelwit van bombardementen zijn." Met de administratie van de bevolking in handen, zochten de Duitsers de beschikbare en geschikte jongens voor de 'Arbeitseinsatz1. Jan werd ook gezocht. Hij zou dan mee moeten graven aan tankvallen. Maar Jan bleef ondergedoken. Toen hij eens gewond aan zijn hand was, ging hij naar dokter Gommers. Deze verbond zijn hand zodanig dat duidelijk was dat hij niet voor de Duitsers kón werken. Het opgedroogde bloed bleef op het verhand en Jan liep met een mitella. Wat dokter Gommers deed was overigens niet zonder gevaar. In Ulvenhout werd op 12 juli 1943 dokter Van Loenhout opgepakt die veel Ulvenhoutse jongens had afgekeurd en daardoor de aandacht van de Duitsers op zich had gevestigd. Tijdens een razzia kwamen de Duitsers weer aan de deur. Jan was op dat moment thuis en wilde er vandoor gaan langs de achterkant van het huis om zich te gaan verstoppen. Ze vroegen aan zijn moeder waar Jan was, maar zij antwoordde dat ze het niet wist. De soldaten zagen Jan echter plots weglopen. "Halt! Stehen bleiben!", riepen ze. En ook moeder Jorissen kreeg de wind van voren: "Warum liegst du?", vroegen ze haar. Jan moest tevoorschijn komen. Toen de Duitsers zijn gewonde hand in de mitella zagen, hoefde Jan gelukkig niet mee om tankvallen te graven. Zijn vriend Piet Nous moest wel voor de 'Arbeitseinsatz' naar een zuivelfabriek in het Duitse Kaldenkirchen (net als Jan van Arendonk en Toon van Kuijk). Hoe langer de oorlog duurde hoe gevaarlijker het verzetswerk werd. Op 11 januari 1944 arresteerde de 'Sicherheitspolizei' de marechaussee Kees Keurhorst uit Strijbeek. Deze verbleef op dat moment bij bakker Maas aan de Seminarieweg. Op 12 april 1944 is hij omgekomen in het concentratiekamp Bergen-Belsen. Verzetswerk hield je stil. En net als bij veel anderen liet Jan ook na de oorlog weinig los over zijn verzetsactiviteiten.

    Smederij Jansen in de Kerkstraat.

    Een stout plan

    an heeft gelukkig ook vrolijke herinneringen genoteerd over deze donkere jaren. Hij schrijft, dat in de oorlogsjaren '40 - '45 de smederij van Toon de Smid het centrum van 't Haantje was. Daar lieten de boeren hun paarden beslaan en kwamen de burgers met hun aardappelpan als er een gat in zat. Die werd gerepareerd met een ringetje van asbest! Men noemde dat een lekstop. Toen kende men nog geen Greenpeace, schreef Jan. Bij het aambeeld van de smid werd de politiek besproken. Ook kwamen de kansen van de geallieerden aan de orde: zoveel vliegtuigen neergehaald, zoveel schepen in de grond geboord, zoveel tonnen graan verloren enz. In deze smidse, smeedden de mannen, bijgestaan door enkele buren en politieagent Arends, een stout plan. Eén keer per maand gingen moeders met hun baby's naar het consultatiebureau aan de Kloosterstraat 1 (waar tegenwoordig het parochiecentrum zit). Ook To Ros, de moeder van de kleine Jos, moest naar het consultatiebureau. Als ze nu eens vader Jantje Ros met de kinderwagen naar het dorp konden sturen! Een man met kinderwagen? Dat zou wat zijn! Als beloning zou hij sigaren krijgen. 70 71 De buren zochten hun laatste sigaar uit de kast en ... ja, hoor. Vader Ros kon de verleiding niet weerstaan en zwichtte voor het aanbod. Sigaren waren op de bon. Dus die waren erg schaars en duur. Die morgen, het was wel niet zo druk als met de carnavalsoptocht, maar heel d'n Haan was uitgelopen en pa Ros begon aan zijn tocht. Triomfantelijk keerde hij na die bewogen rit terug. Hij telde vergenoegd de sigaren die hij eerlijk had verdiend. En zo had heel de buurt toch weer een lichtpuntje in die donkere oorlogsjaren.

    Papjannen

    In deze oorlogsjaren maakte Jan een liedje op de wijs van 'Jingle Bells', waarin hij als een dirigent voorop ging in de Haantjesharmonie.

  • Wanneer de hormonie van 't Haantje uitrukt
  • don zijn alle mensen uit de buurt verrukt
  • en waar wij komen of gaan
  • wij laten geen kliekjes staan
  • en heel de buurt is op hol
  • en wijzelf zijn kruisdol: Hé

    Refrein:

  • Papjannen, papjannen, papjannen zijn wij

  • We drinken nog een glaasje bier
  • en 'n borreltje er bij
  • Papjannen, papjannen, papjannen zijn wij
  • We drinken nog een glaasje bier
  • en maken veel plezier
  • Oktober 1944

    De zomer van 1944 was voorbij en een opwindende tijd brak aan. De geallieerden waren op komst’ Vanaf de Belgische grens hoorden de Bavelse bevolking het kanongebulder van de tanks en ander geschut. Al vier jaar lang zuchtten de Bavelaren onder het juk van de Duitse overheerser. Jan zat samen met Thé de Smid op een bankje. Ze waren nieuwsgierig wat er in die nachtelijke uren zou kunnen gebeuren. Ze zagen veel lichtkogels. Ze hoorden tal van vliegtuigen en vreemde geluiden. Ook bemerkten ze schijnwerpers die af en toe een toestel in hun lichtbundels hadden gevangen. Opeens hoorden de twee jongemannen een onbekend geluid in de verte. Langzaam klonk het geluid harder. Zouden het onze bevrijders zijn? Nee, helaas! Die waren het nog niet. Jan en Thé slopen stilletjes naar de hoek van de tuin en wat zagen ze? Ze konden het haast niet geloven. Het was het Duitse leger op de terugtocht! De Duitsers op de vlucht! Afgematte soldaten...lopend...fietsend. Auto's (kennelijk zonder benzine) die getrokken werden door paarden die hier of daar uil een blal gestolen waren. De soldaten liepen letterlijk op een klomp en een laars. Ze waren uitgeput en verslagen. Jan en Thé verstopten zich in een boerenkar die op het erf stond en zo sloegen ze die wanordelijke stoet gade. Opeens klonk midden in de nacht een bevel: "Halt". De moffen kregen even rust. De veldfles kwam tevoorschijn en men nam wat tijd om te eten. Tot hun grote schrik maakten tientallen Duitse soldaten gebruik van de rustpauze om een plas te maken tegen de wielen van de boerenkar. Daar hadden de jongens niet op gerekend! Na een kwartiertje trok de uitgewoonde Duitse 'Wehrmacht' tot hun grote opluchting weer verder. Dat liep goed af! De laatste oorlogsdagen was heel Bavel ondergedoken in kelders en schuilkelders. Ook het gezin Jorissen trok zich terug in de kelder. Een oude paardendeken lag op de aardappelvoorraad gespreid. Daar, in de kelder, lagen vader en moeder met hun tien kinderen op de bevrijding te wachten. En toen... eindelijk! Die zaterdag 28 oktober 1944 hoorden ze het gerommel en geknars van Poolse tanks. De bevrijders waren in 't Haantje! Wat een vreugde! De bevolking werd getrakteerd op tjoklat en papiroska's (sigaretten). Dat was heel wat anders dan die 'Fleur de matras' (Belgische shagJ.Toen de Polen naar het Seminarie vroegen, klauterde Kiske van de Laar op de tank. Hij zette zich op de loop van het geschut en wees de weg. Hij zwaaide triomfantelijk naar de uitgelaten dorpsgenoten. Bij Seminarie IJpelaar kwam de strijd om Bavel tot een climax. Zo'n honderd S.S.-ers (Schutzstaffel; paramilitaire-elite eenheid) lagen daar ingekwartierd en 's morgens waren er nog eens vijftig deze post komen versterken. Vanaf 14.00 uur begon de omsingeling door pantsergroepen van de Eerste Poolse Pantserdivisie. Een fel gevecht ontstond, maar de Duitse machinegeweren waren niet opgewassen tegen de Poolse tanks. Omdat de S.S.-ers blijkbaar tot het uiterste wilden gaan, besloot de Poolse commandant fosforbommen te gebruiken. Het seminarie werd in puin geschoten en brandde af. Seminarie IJpelaar kon worden ingenomen. Jans vader, nieuwsgierig als hij was, pakte zijn fiets en ging een kijkje nemen. Maar dat was wel onder luid protest van moeder Jorissen. Zijn nieuwsgierigheid is hem ook niet best bekomen. Verschillende boerderijen waren afgebrand en er waren veel slachtoffers gevallen. De Polen gaven hem de opdracht de gesneuvelde S.S.-ers op te ruimen. Dat had hij niet verwacht! Toen hij die avond thuis kwam, 7ag hij eruit alsof hij de dood van Yperen had gezien en is hij met een 'witte neus' in bed gestapt. Na de bevrijding in oktober bleef echter de dreiging van de Duitse Vl's. Dat waren onbemande raketten die op Antwerpen waren gericht. Helaas zijn deze V l's op verschillende plaatsen in Bavel neergekomen! Op maandag 29 januari 1945 werd de boerderij van Tiest van Arendonk getroffen. Piet Graumans en Bertus van Arendonk kwamen om. Toon van Arendonk, die daar ondergebracht was, zag de ramp gebeuren vanuit een sloot waar hij in gesprongen was. Hij hoorde het gekerm en geschreeuw van mensen en van beesten. Hij zag de gewonden en de dodelijke slachtoffers. De V I was gevreesd. Als er zo'n vliegende bom over kwam werd er gebeden:

  • Onze lieve vrouwke
  • Gift 'm een douwke
  • Wij bidden met geweld
  • Dat ie vallen mag in het veld.
  • De Polen

    Bij de familie Jorissen waren twee Polen ingekwartierd. Het waren de broers Longin en Kazick Szarkowski. Die brachten 's avonds hun vrienden mee. Het was een gezelschap mooie mannen in mooie pakskes. En ze brachten eten en drinken mee: Schnaps, koffie, thee, chocola, papiroska's, maar ook een accordeon en een gitaar. Er werd toen veel gezongen. Jan leerde 'Bije mama' (een speels liedje over liefde) en andere Poolse liedjes. Hij kreeg nogal eens als reactie: "No goed, Jan". De Poolse soldaten leerden op hun beurt om 'De Pastoor zijn Koe' te zingen.

    De familie Jorissen voor de winkel oon de Oude Bredoseweg, mei 1945 v.l.n.r. ochterste rij: Piet, vader Koos, Jo, Nel,Kazick Szorkowski, Jeanne, Riet, Longin Szarkowski. Voorste rij v.l.n.r.: Leen, moeder Mieke, Fien, Jan en Anny en voor moeder staal Lies.

    Moeder Jorissen had acht dochters en daar was ze zuinig op. Zodra een Pool zijn hand bij een van de meisjes op haar knie legde, reageerde zij: "Allee Marie, hedde gij niks te doen? Dan pak mar een breikous." En tegen de Pool zei ze: "En gij oew handen boven tafel. Niks mammie alles alright, alles oké. Gij zijt ne flikflooier". De andere dag vroeg de Pool aan Janus de Mulder:"Die mammie speaking 'flekflower'. Oh, zei Janus dan, kon d'oew pinken nie thuis houwen?" Jan herinnerde zich hoe de Polen hen in het Pools leerde tellen van één tot tien."Wij leerden hen ook tellen, maar bij achtduizendachthonderdachtentachtig waren ze de kluts kwijt."

    Bevrijdingsfeest

    Jan heeft tijdens optredens meerdere keren teruggegrepen op zijn ervaringen tijdens de oorlog en de bevrijding. Het plezier won het tijdens die optredens wel van het verdriet. Het opgewekte karakter van Jan zocht voortdurend naar herinneringen die zijn publiek een vrolijke avond konden bezorgen. Tijdens een optreden in zaal Bruininks (nu genaamd De Tussenpauz) haalde Jan eens herinneringen op aan een bevrijdingsfeest in de stal van Jaan van den Avoort. "Aan het begin van het feest werden nog hele serieuze liederen gezongen, zoals 'Het Wijnglas' van Dirk Witte (een cynisch anti-oorlogslied uit 1918). En ook andere liederen die gingen over het treurige bestaan van de arme oorlogsslachtoffers enerzijds en het geweldige leven van de rijken anderzijds. Maar naarmate het feest vorderde, werd het allemaal wat losser en ging men al deinend over op andere liedjes zoals 'We Gaan naar Zandvoort'."

    v.l.n.r.: Jan de Leeuw (knecht van Thé de smid), Jan Jorissen, Thé de Smid (Jansen) en Cor van Gils, het jongetje is Ad de Jong. Eind mei 1945 was er een grote bevrijdingsoptocht in Bavel met allerlei wagens. De wagen uit 't Haantje had als thema 'Trees heeft een Canadees'.

    Optredens

    Van een optreden in januari 1989 bij een avond van de Heemkundekring Paulus van Daesdonck hebben we nog een uitgebreid verslag gevonden. Jan trad begeleid door De Rode Zakdoeken (Jan Soeterboek, Kees Jansen, Pieter van Ginneken en Roeland Stoop). Jan droeg een soldatenhelm uit het museum van Paulus. Hij zong van 'Blonde Mientje heeft een Hart van Prikkeldraad' en 'Tussen de Grens van Niets en Niemandsland' en van 'Oh, Sergeant, Ze hebben m'n Sokken Gestolen'. En met Jan Soeterboek op accordeon zong hij ook 'Voorop Daar Gaat de Kolonel, ki ka Kolonel'. De vele liedjes werden enthousiast meegezongen door de aanwezigen. Daarna vroeg Jan zich zingend af 'Wat 7ullpn Onze Patriotjes eten?' als zij in het leger zijn. Meteen daarop schoot hem het antwoord te binnen: Rats, Kuch en Bonen! Jan kon zijn publiek zeggen dat twee vragen de mensen in die bange tijden het meest gekweld hebben. Vraag één: 'Wie Heeft er Suiker in de Erwtensoep Gedaan?' En vraag twee: 'Waar is de Knoop van de Kraag van de Jas van de Korporaal van de Week?' "De antwoorden werden in die verwarrende jaren niet gegeven", zei Jan. En zo moesten we onwetend de Tweede Wereldoorlog door. Op deze avond werd als verrassing een puzzelvouwplaat uit de oorlogsdagen uitgedeeld. Op de plaat stonden vier varkens en de opdracht was om de plaat zo te vouwen dat het vijfde varken tevoorschijn kwam. Deden de aanwezigen het goed dan kreeg men een afbeelding van Adolf Hitler te zien.

    Na de pauze begon Jan met een lied over de 10e mei 1940. 'De ochtend van de 10e mei, de zon scheen aan de kim...Toen kwam er van de oostenzij... de wrede vijand in ....’ Tussen vertellingen door zong hij o.a. 'En de Duitsers Moeten Leren Zwemmen' en 'Mijn Makkers Die Zijn Reeds Vertrokken' en 'Moet Je in Duitsland Gaan Werken'. Hij zong ook eigengemaakte teksten op vaderlandse liedjes. Vlak vóór de invasie door de Amerikanen en Canadezen, vertelde Jan, werd er gezongen: 'Als Op Sicilië de Britse Bommen Vallen', 'Hij Komt Wel, Hij Komt Niet, Ik tel mijn Knopen' en 'Oh, Breng mij Terug naar Voor het Oorlog Was' en het spotlied tegen de N.S.B.: 'Op de Hoek van de Straat'. Met de komst van de bevrijding had Jan een eigengemaakt tekst op de wijs van 'De Kleine Man' van Louis Davids.

  • Na vierjoar oorlog voeren heb ik de balans eens opgemaokt
  • En we zijn met Hitler niet veel opgeschoten
  • Wont te eten is er weinig en 'n borrel is er niet
  • En dot heeft al menig Hollander verdroten
  • 14/e hebben geen plezier er is ook geen vertier
  • Alleen op 't einde von de moand 'n rantsoen Goliath bier

  • Refrein:
  • Wie is de schuld daarvan: die lelijke zwarte man
  • Die kerel uit het Oosten, nee, ik snap er geen laars van
  • Vroeger 'n schildersjongen en nou is ie kanselier
  • 't Is om je dood te lachen met zo'n Oostenrijkse klier
  • Ja, we wilden ook in Bovel samen kermis vieren gaan
  • En de voorbereidingen waren reeds getroffen
  • Maar die Seys-lnquart, je kent hem, stak er gouw 'n stokkie voor
  • En voor velen werd het 'n kermisje op sloffen
  • Geen kraampje op de stoep bij 't Kerkplein op de hoek
  • Geen bakkes vol, geen suikerspin, geen Slingerpeperkoek

  • Refrein:
  • Wie is de schuld daarvan...
  • Maar heus na deze oorlog komt er weer 'n andere tijd
  • En dan is het leed gelukkig weer geleden
  • We drinken volop koffie en we drinken volop thee
  • le'dre Hollander die is don weer tevreden
  • We hebben het gered, een boterham met vet
  • We genieten met volle teugen van 'n Engelse sigaret

  • Refrein:
  • Wie is don de schuld daarvan: don is het die dikke man
  • Die kerel uit het Westen met z'n witte frontje an
  • Hij drinkt nog steeds zijn whiskey en hij rookt Havanna sigaar
  • Maar laat die kerel schuiven: Hij brengt het zaakje voor mekaar
  • Jan zong liedjes die in die jaren door iedereen werden gezongen: 'Rommel Maakt zo'n Rommel', 'Jansen, Blaas eens Wat' (waarbij Kees Jansen de bas blies) 'Trees Heeft een Canadees', 'Papa Kwam uit Duitsland' en 'Hollandse Meisjes Kijken Geen Hollandse Jongens meer aan', 'En Wat Doen We Met de Keizer van Japan' Maar hij zong ook liedjes die hij zelf tijdens de oorlogsjaren had gemaakt en die hij toentertijd onder vrienden voordroeg. Het was een kostelijke avond. Veel mensen waren naar zaal Bruininks gekomen. De zaal zat barstens vol om nog eens op nostalgische wijze deze jaren te laten passeren, aldus Elly Zwijnenburg in het Weekblad NieuwGinneken.

    v.l.n.r.: Jan Jorissen, Kazick Szarkowski, Piet Jorissen, Longin Szarkowski. 7. Poolse bevrijders Jeszcze Polska nie zginqla Kiedy my zyjemy Co nam obca przemoc wzi^la, Szablq odbierzemy Marsz, marsz, Dqbrowski, Z ziemi wtoskiej do Polski Za twoim przewodem, Zfqczym si? z narodem

    7. Poolse bevrijders Bavel,

  • J eszcze Polska nie zginqla Kiedy my zyjemy

  • Co nam obca przemoc wzi^la, Szablq odbierzemy
  • Marsz, marsz, Dqbrowski, Z ziemi wtoskiej do Polski
  • Zo twoim przewodem, Zlqczym si? z norodem

  • Het Poolse Volkslied

  • Vijftig jaar na de inkwartiering van de Poolse soldaten Longin en Kazick
  • Szarkowski arriveerde een brief bij Koen, de zoon van Jan. De adressering
  • was onduidelijk: Jowsen? Bawel, bay Breda? Jan herkende echter
  • onmiddellijk de afzender: Longin Szarkowski.


  • Tuchola, 5 december 1994

    Mijn beste vrienden,
  • Ik schrijf aan jullie, want ik moet steeds vaker aan jullie denken. Ik ben erg
  • ziek. Ik was getrouwd met Beata en we hebben vijf zoons. Beota is twee
  • jaar geleden gestorven, mijn broer Kazick vier jaar en mijn oudste zoon drie
  • jaar geleden. Mijn leven verloopt treurig. Hoe goot het met Rita, Annie,
  • Nellie, Sjannie, Pjotr en Jan? Je ouders zijn zeker overleden?
  • Prettige kerstdagen en een Gelukkig Nieuwjaar,

  • Longin

    Mijn beste vriend Longin,
  • Het was voor mij een geweldige verrassing na zoveel joren weer iets van je
  • te horen. Hier in Bavel werd in oktober de vijftigjarige bevrijding op een
  • mooie manier gevierd. Ik had de stille hoop dat ik, via een Poolse vriend,
  • iets over jullie zou vernemen, moor het leek op het zoeken naar een speld
  • in een hooiberg. Ik heb vaak aan jou en Kazick gedocht. Jammer dat hij
  • overleden is. En zoals ik uit je brief kon opmaken, is het jouw gezin ook niet
  • voor de wind gegaan.
  • Ik heb best zin om met mijn vrouw een reis naar Polen te maken en als de
  • omstandigheden het toelaten, zou ik je heel graag eens ontmoeten. Je kunt
  • eventueel bellen naar mijn Poolse vriend Ed Lewandowski.

  • Je vriend Jan,
    P.S. Wij wonen nog steeds op hetzelfde adres, het ouderlijk huis.

    Tuchola, 10 februari 1995
    Beste vriend en hele familie,
  • Mijn excuses dot ik niet de groeten aon je moeder heb gedaan. Maar als ze
  • 101 jaar is geworden, don wens ik haar 200joren toe.
  • Beste Jan, als je terugschrijft, vertel dan over iedereen hoe ze het maken en
  • vooral hoe gaat het met je zus, Rita. Ik ben oud, ziekelijk en gepensioneerd
  • en het gaat mij niet zo best. Het pensioen is krap en ik krijg maar weinig
  • geld vanwege mijn ziekte. Ik ben 75 jaar oud en niet zo slonk meer als toen
  • bij jullie in Holland.

  • Longin

    Bavel, 5 maart 1995
    Beste vriend Longin,
  • Ik vind het erg jammer dot we je broer Kozick niet meer zullen terug zien.
  • Een beste man was dot. Mijn moeder is 101 en verblijft in een
  • bejaardenhuis. Ze weet er niet veel meer von. Iedere zondagmorgen
  • drinken we koffie op hoor kamer. Het was een dapper vrouwtje, vond jij
  • ook niet? Mijn voder is in 1953 door een auto-ongeluk om het leven
  • gekomen, op de hoek van onze straat, bij het melkfabriek.
  • Weet je die nog?
  • Jan

    Tucholo, 19 maart 1995
    Beste vriend Jan en familie,
  • Jij vroeg mij of het zin had om kleren en schoeisel mee te brengen. In Polen
  • is er van alles genoeg, de winkels liggen vol, maar het is er peperduur. Mijn
  • taille is 124 en mijn halswijdte is 43.
  • Gods zegen en groeten aan iedereen,

  • Longin
    P.S. Speciale groeten aan je zus, Rita,

    Reis naar Polen, mei 1995

    De briefwisseling tussen Jan en Longin leidde tot een bezoek aan Polen. Dat hij Longin kon opzoeken, maakte de reis tot een groots moment in zijn leven. Jan hield een dagboek bij: Op 19 mei 1995 stapten we om half vijf 's avonds in Breda op de bus die ons de volgende morgen om 11.00 uur in Bydgorszcz moest brengen. Ons Mieke bracht ons naar de bus. Het was een lange, saaie rit. Om 9.00 uur stonden we in Bydgorszcz. Daarna met een taxi over een stoffige zandweg door een bosrijke streek naar een klein Pools gedoeikel Longin heette ons welkom met tranen in zijn ogen. Wat was hij veranderd. Een oude, versleten man, dat was al wat overgebleven was van de knappe Poolse soldaat. Een somber huisje, met keukentje, nog een vertrekje en dan de woonkamer, hooguit vier bij vier meter. En daar woonden en sliepen Longin, zijn zoon Jaroslaw met Bozena en hun acht kinderen. De cadeautjes werden uitgepakt, de tafel gedekt. Een compliment aan de gastvrouw: aardappelen met vlees, kippenbout, vis enzovoorts. Echt smakelijk. Bozena, betekent "Geschenk van God"! Het toilet was een verhaal apart. Een ruwe, zelf getimmerde poepdoos. Geen deksel, maar een plank. De wind waaide door het hele geval heen, wat ook wel weer zijn voordeel had! Mijn vrouw Riet moest hoognodig. Maar ze kreeg geen kans, want een kip zat op de WC om een ei te leggen. Riet stuurde de kip weg, maar die kwam luid kakelend via een gat in de deur terug. Toen mocht de kip eerst, maar Riet kwam vrolijk van de plee met een ei in haar hand! Daarna gingen we de boerderij verkennen. Een dorskas, al jaren buiten bedrijf, helemaal verroest, een ouwe ploeg, een ingezakte schuur met een kapotte kruiwagen eronder. Twee koeien die droog stonden, twee kalfjes, tien kippen, een twaalftal eenden en een stuk of zes varkens. Een paard of trekker was nergens te bespeuren. Daarna gingen we de stee in. ...een heuvelachtig weiland met de twee koeien aan de tuier (een pin in de grond). Diepe bossen omringen de omgeving, afgewisseld met fraaie vennen. In plaats van straaljagers werden we alleen gestoord door een kikkercantate. De tijd stond er stil. De kindertjes plukten bloemen en zetten ze thuis voor een Mariabeeldje. Longin zelf sprak behoorlijk Duits, maar zijn zoon kreeg je niets aan zijn verstand gebracht. De tafel werd klaargemaakt. We dronken herbatto (thee) en kafka (koffie). Heerlijk gebakken koeken en taart; alles was uit de kunst. We besloten naar Tuchola te lopen om de graven van Beata en zoon Jan te bezoeken. Graven vol bloemen en lichtjes. Een bankje erbij om te peinzen. 's Avonds werd de woonkamer omgetoverd tot slaapkamer. De zitbanken gingen plat en we hadden slaapplaatsen. Volgens mijn zus Jo kwam ik 's nachts met mijn grote teen in haar gezicht. Ze dacht dat 't een varken was. Dat had gekund, want overdag liepen de eenden ook rustig in en uit. Dobranoc'. Slaapwel!

    Zondag 21 mei

    6.00 uur. Riet haalde een bak water. We wasten ons aan de tafel en konden in dezelfde kamer weer ontbijten. Om 10 uur gingen we naar een knus kerkje in Tuchola. Na de mis gingen veel mensen naar het kerkhof. Bij thuiskomst stond de tafel keurig gedekt. Als je de keuken zag, kon je haast niet geloven dat zo'n mooi gedekte tafel mogelijk was. Op een oud twee-gaats fornuis werd al dat lekkers klaargemaakt. De acht kinderen aten met hun moeder in de keuken.

    Poolse keuken.

    s'Middags wandelden we door een prachtig bos. De kleintjes huppelden vrolijk mee. We kwamen bij een soort speelwei aan het water. Popmuziek, een bandje, een tentje met suikerspin - het ijs was op - chips en vooral piwo fbier) volop. Het viel me op dat de dames veel rookten. Overigens, de meisjes waren goed gekleed. Zwarte panty's met korte rokjes. Terug bij Longin kwam een grote taart op tafel, voor de verjaardag! 84 Daarna werd de tafel weer gedekt: schalen zuurkool met worst. Te mijner eer werd een fles bier gedronken. Dat was bij hen niet de gewoonte. Ik heb met Longin oude herinneringen opgehaald en foto's uit 1945 bekeken. Om 22.30 uur toverden we de kamer weer om tot slaapvertrek. Het werd stil, maar oh, aan vliegen geen gebrek. Ik ging er met de krant achteraan. Maar voor elke dooie vlieg kwamen er twee terug. We besloten om maandag terug naar Bydgorszcz te gaan. Een mooie stad en zonder vliegen!.

    Maandag 22 mei

    Een suffe blik op mijn horloge gaf vijf uur aan. Vliegen! Het gordijn ging open en de zon scheen binnen. Toch was het koud. Vlug een kattewas gedaan cn de kamer weer verbouwd. Na liet eten brachten we de twee koeien naar de wei. Jaroslaw bracht ons met zijn autootje naar de bushalte en vandaar reden we met de bus naar Bydgorszcz. We zeulden met onze koffers en vonden hotel 'Brda'. Wat een genot, een bad vol water en languit genieten, niet meer geplaagd door vliegen. Vijftig meter verderop was een eethuisje waar we ons de frites met worst goed lieten smaken. Daarna terug. Een kamer met radio, TV, telefoon, een liftboy, wat wil je nog meer!

    Dinsdag 23 mei

    De dames bekeken wat winkels in het centrum van Bydgorszcz, vooral het kristal en de barnstenen sieraden. We zagen dat praktisch alle kerken open waren. Diverse mensen liepen binnen voor een kort gebed, ook de jeugd! De biechtstoel werd niet vergeten! 's Avonds aten we in de buurt: een bord zwijnensoep (meer vel dan vlees), een beker yoghurt, en alles voor drie gulden. We aten ons rijk!,

    Woensdag 24 mei

    Bij het ontbijt trok de ober me aan de jas. De eerste kop thee hoorde bij het ontbijt, maar de tweede moest ik betalen! We besloten deze ochtend de bus naar Torun te nemen, een stad vijftig kilometer verderop. We liepen door de zeemanspoort naar de Wisla, een prachtige rivier met een ruime boulevard. Aan de overkant strekten de bossen zich uit. De markt bood een levendig tafereel met allerlei tentjes, kraampjes en leuke terrassen. Ik nam een goed glas bier.

    Op de terugweg was er een opstootje in de bus. Er waren zwartrijders binnen en een paar oude Polen wilden op de vuist. De chauffeur bleef rustig en het liep met een sisser af. Om 20.30 uur zagen we in ons hotel Ajax - Milaan. De Polen duimden voor Ajax, maar de Duitse TV kon het maar matig bekoren dat Ajax won. Ik kon met een prettig gevoel naar bed.

    Donderdag 25 mei, Hemelvaartsdag

    Ik had gedacht dat die dag in Polen een zondag zou zijn, maar dat had ik mis. Longin was jarig, dus we gingen terug naar Tuchola. Langs het stoffig bospad kwamen we bij de familie terug. Een armoedig boeltje met elf tevreden mensen. Na wat kletsen met handen en voeten, gaven we de cadeautjes. De tafel werd gedekt en een pittig wijntje gedronken. Een uur later weer herbotta met gebak, het kon niet op! Tussendoor kwam er nog een auto met aanhanger het erf op gereden. Jaroslaw veerde op. Hij verkocht een zwijn en was goed te spreken.

    Transport van het zwijn.

    Het afscheid naderde. We bedankten Bozena voor de gastvrijheid en op haar beurt bedacht ze ons nog met een cadeautje. De dames kregen iets van kristal en ik een aftershave. De kinderen, aanhankelijk en bescheiden, gaven een handje. Longin nam afscheid met een Poolse omhelzing. Het waren mooie dagen. We werden uitgenodigd op het communiefeest van Justina! De buurman bracht ons naar het station, want de auto van Jaroslaw liet het afweten. We lieten een droeve, uitgeleefde Longin achter.

    Vrijdag 26 mei

    De laatste dag in Polen. De dames gingen de stad in om het Poolse geld op te maken. Riet kocht nog een wit kanten blousje waar ze al dagen op had geloerd. Ik wandelde langs de oever van de Brda en koesterde me in de morgenzon. Om 17.30 uur stapten we in Poznan in een dubbeldekker waar de stoelen kort op elkaar stonden. Een Poolse vrouw vertikte het haar stoel naar voren te zetten en wierp verontwaardigde blikken naar Riet die het van de vrolijke kant bekeek. Precies om 9.00 uur waren we weer in Breda.

    Na de reis wordt de briefwisseling vervolgd. De brieven van Longin weerspiegelen vaak de armoede en zijn slechte lichamelijke conditie. De brieven van Jan zitten vol medegevoel, maar geven ook inkijk in historische feitjes uit Bavel, Nederland en Europa.

    Bavel, 14 augustus 1995
    Beste vriend Longin,

  • Bij ons in Bovel gaat olies goed. De harmonie, de muziekvereniging van
  • Bavel, is vorige week met twee bussen naar Zakopane en omgeving
  • geweest, ook naar Auschwitz.
  • Het zal bij jullie nu ook oogsttijd zijn, dus werk genoeg. Het is in ieder geval
  • altijd beter dan in Joegoslavië. Daar houdt de ellende niet op. Arme
  • mensen, geen huis en geen haard. Jij weet zelf het beste wat oorlog is.

  • Tot ziens, Jan en Riet

    Bavel, 8 maart 1996 Bavel,

  • Beste vriend Longin, Bozena en Jaroslaw en kinderen,
  • Op 5 mei doet Justina haar communie. Een gewichtige dag voor de kleine
  • meid. Misschien kun je me zeggen waarmee ik haar blij kan maken.
  • Misschien een mooi kerkboek of rozenkrans of een ander aandenken, een
  • kruisje of een armbandje.

  • Je Nederlandse vriend, Jan

    Jan en Riet maken de Eerste Communie van Justina mee en genieten van dit grote feest voor de familie. Zowel Jan als Longin sturen brieven, maar ontvangen soms geen antwoord.

    Tuchola, 9 september 1996
    Lieve vriend Jan,

  • Ik wil, zolang ik leef, heel graag met jullie in contact blijven.
  • Hier is iedereen goed gezond, behalve ik. Mijn zoon Jurek heeft zijn
  • graanoogst al binnen en ook zijn aardappelen zijn al gerooid. Hij is nu aan
  • het ploegen voor het wintergraan. Ik kan geen foto's sturen, want ik heb er
  • geen. Mochten jullie die graag willen, laat het dan weten.
  • Longin
    P.S. Vraag Rita waarom ze niet schrijft.

    Bavel, 18 november 1996
    Beste vriend Longin,

  • Op 1 januari 1997 houdt Bavel op te bestaan. Dan worden we geannexeerd en horen we bij de stad Breda. Het blijft
  • natuurlijk wel een dorpsgemeenschap, maar je begrijpt wel: 'Nieuwe heren, nieuwe wetten'. We worden gewoon een
  • stadswijk en het leven zal vast duurder worden. Belastingen, onroerend goed, huren enz. Maar kom, gezondheid gaat nog
  • altijd boven.
  • Jan

    Longin, en f wee zussen von Jan, Riet en Jo



    Tuchola, 20 december 1996 Bavel, 4 november 1997

    Beste Jan,

    Ik heb een vraag. Er komen veel pakjes vanuit Holland naar Poolse gezinnen zonder kinderen. Dat is jammer. Misschien kun jij daar iets aan doen? Zou je dat willen proberen? Ze gaan blijkbaar via Caritas Nederland. Groeten voor allemaal, van Longin

    Beste vriend Longin, Jaroslaw, Bozeno en kinderen, Op zondag 26 oktober ben ik naar de kerk geweest in verbond met de bevrijding van Breda. Een dienst met Poolse gezangen en met een Hollandse en een Poolse priester, opgeluisterd door blaasinstrumenten. Ex-president Walesa was eregast en burgemeester Rutten was er. Mijn Poolse vrienden Pieter Slowik, Ed Lewandowski en Levis moesten Walesa ontvangen. De dansgroep Mazur vormde met haar vanen een erehaag. Walesa legde een krans op het ereveld van de gevallen Poolse soldaten. Het is allemaal lang geleden, maar ik denk er nog dikwijls aan. Van Toni Serwinski uit Engeland heb ik de laatste jaren niks meer gehoord. Je vriend Jan



    Bavel, 24 februari 1997
    Beste Longin,
    Hoe gaat het met je familie? Alles nog gezond? En de boerderij? Groeit de veestapel nog? In Holland heerst de varkenspest, een gevreesde ziekte. Tienduizenden varkens worden ofgemaakt. Er mag geen vee vervoerd of verhandeld worden. Het kost miljoenen. Het is te hopen dot de ziekte niet verder gaat en spoedig afgelopen is.
    Je vriend Jan



    Tuchola, 7 februari 1998
    Beste vriend Jan en echtgenote,
    Ik lig op bed en ben drie weken in het ziekenhuis geweest. Ik heb moeite met lopen. Ik ben nog nooit zo akelig geweest. Ik heb een brief gekregen van Riet Havermans uit Nieuw-Zeeland. Ik heb nog niet geantwoord, want de vertaling geeft problemen. Wat mijn verjaardag betreft: Kom alstublieft. Ik zal op jullie wachten. Longin Jan keek uit naar een bezoek aan Polen bij gelegenheid van Longins verjaardag. Maar het liep allemaal anders. Longin overleed op 6 maart 1998. Jan schreef in een brief van 9 april 1999 nog over zijn plan om naar Polen te gaan, maar er kwam geen antwoord meer

    8. Koor

  • In de kerk daar rook je geen sigaren
  • De stomp tot na de mis bewaren
  • Don legde je de peuk goed nat
  • Op de rand van het wijwatersvot
  • En na de mis nog voor de zegen
  • Dan liepen ze naar huis gedreven
  • Want wie het eerst was, dat was leuk
  • Die had de grootste peuk
  • Het Bavelse kerkkoor werd in het jaar 1795 opgericht onder de naam: 'Bavelse Confrérie van de Heilige Caecilia'. Een confrérie was een broederschap voor de hogere standen. Toen de Gregoriaanse koorzang na 1890 een opleving kende, werd de Bavelse Confrérie een Gregoriusvereniging. In de jaren dertig verscheen het boekje 'Op zoek naar Rehabilitatie' van Hein van Gestel. Die beschreef een venijnig conflict tussen leden van de R.K. Coöperatieve Stoomzuivelfabriek. Het boekje opende bij wijze van inleiding met een hoofdstuk over een vergelijkbaar conflict bij het zangkoor. Dat ging over de vraag: In welk café moest het Ceciliafeest gehouden worden? Het leek iets onnozels, maar verschillende boerenfamilies kwamen lijnrecht tegenover elkaar te staan. In de jaren van dat conflict leerde Jan de eerste liedjes van zijn moeder. En het leek toen onmogelijk dat een eenvoudige kruidenierszoon ooit lid van het kerkkoor zou worden. Dus in zijn terugblikken beschreef Jan ondubbelzinnig het toenmalige standsverschil: "Al was je bas of een tenor, je moest wel een boer zijn." En elders: "Het was een koor van rijke boeren. Gewone burgers konden zomaar geen lid worden." De eerste niet-boerleden van het koor waren Piet van Disseldorp, Gerrit Kimmel en Thé Diepstraten. Het moet ongeveer in 1947 geweest zijn, dat Jan lid wilde worden van het koor. Hij moest een klein examen afleggen bij de Heer Kuypers. Dat was een priesterleraar die muziekles gaf op het seminarie IJpelaar. "Zing maar eens wat!", zei deze. Het moest iets kerkelijks zijn, maar er schoot Jan niks te binnen. Ten einde raad zong hij maar:
  • Magnificat
  • ik wou da'k bij de meid zat
  • wat zou ik vrijen
  • Standsverschil en gedrag


    De kwestie van rangen en standen bleef nog lange tijd aan het koor kleven. De jonge Jan registreerde het verschil tussen de zingende boeren en bijvoorbeeld de kleine Dré Ermens die in zijn jeugd de blaasbalg van het orgel moest trappen. Zorgvuldig bewaarde hij dit beeld in zijn herinnering. Ook het gedrag van de zangers werd zorgvuldig geregistreerd:"Toen kon men nog achter het orgel doorlopen naar het klokkengetouw. Van dat dikke touw kon men zich een zetel draaien, om onder de preek uit te rusten, met of zonder peuk!" Jan zag dat het niet enkel vroomheid was dat de zangers dreef. Hij beschreef het gedrag uit die eerste jaren heel realistisch:"Pruimen (tabak) links en kont tegen het orgel! Die pruim was vóór mijn tijd, maar de sigarenpeuk werd voor de mis op een veilige plaats gelegd bijvoorbeeld op het wijwatersvat." Er werd wat afgekletst bij het koor. Men zei niet voor niets dat 'de duivel' langs de koortrap de kerk binnenkomt.



    Boetes


    Jan werd lid van het Mannenkoor. Hij zong dus veel Gregoriaans en bleef zijn hele leven een liefhebber van deze oude kerkmuziek. Toen Jan de eerste keer op het oksaal (dat is de koorzolder) kwam, viel hem direct een houten bord met schuifjes op. Het bord is overigens bewaard gebleven. Als je aanwezig was, moest je een naamplaatje verschuiven, anders was je te laat en moest je een boete betalen. In de tijd dat Jan bij het koor was, bedroeg de boete 10 cent. Als je geen geld op zak had, werd dit bedrag geleend en kon je dit de volgende zondag terugbetalen. Soms met 1 cent rente! Als je als zanger het Lof in de Vasten verzuimde, kreeg je ook 10 cent boete. Ging je niet naar het Lof in de Vasten dan moest je in plaats daarvan naar twee Heilige Missen! Jan Oomen uit de Kerkstraat haalde de boete op en stopte die veilig in zijn zak. Deze boetes werkten vanzelfsprekend als een stimulans voor een goede opkomst, maar waren ook een bron van inkomsten voor het koor.



    De eerste jaren

    Bovenmeester Jan van der Poel heeft 34 jaar in Bavel gewoond en gewerkt. Al die tijd was hij dirigent van het Mannenkoor en hij leidde het met vaste hand. Het was een zeer bekwaam man met veel kennis van muziek en ...heel veel geduld! De repetities waren in de zesde klas van de Aloysiusschool rond een harmonium of thuis in de kamer bij meester van der Poel rond de piano. Meester Van der Poel dirigeerde pro Deo. Voor het goede doel zeg maar. Mogelijk was deze functie onderdeel van zijn benoeming als Hoofd van de Aloysiusschool. Jan Jorissen had overigens niet alleen oog voor de dirigent, maar ook voor Tiny, de dochter van de dirigent. Vele jaren later, in de Sinterklaastijd, stuurde hij haar een gedicht dat aan deze begintijd herinnerde. Van boven naar onder viel nog iets te lezen.

  • Heus, uw thee was eminent
  • O, dochter van de dirigent
  • Steeds kwaamt Gij weer aangedragen
  • Pot en koekjes op Uw wagen
  • leder dronk zijn buikje rond
  • Twee consumpties wat gezond!
  • Alt of bas, voor alle kelen
  • Bracht dit vocht weêrom een strelen
  • Elk nog een koekje of biskwie
  • Die ene tenor lust er wel drie
  • Ach, wat is de repetitie fijn
  • Nooit zal er één afwezig zijn
  • Kook nog jaren achtereen
  • Twee voor ieder en niet
  • Het waren de dagen van pastoor Doens. Frans van den Avoort was de organist. Het koor zong de hoogmis. Daarna gingen de mannen de kroeg in en dronken daar een borrel. Het was de gewoonte en paste uitstekend bij de mannentraditie van het koor. Op 1 februari vierde men het feest van de Heilige Brigida, beschermster van het vee. Boeren uit de omtrek kwamen naar de kerk om de zegen af te smeken over hun veestapel. Echter, de 'zangers' onder hen zochten dan ongevraagd een plaatsje op het oksaal en zongen dan, soms in een heel eigen tempo, de dienst mee tot groot ongenoegen van de Bavelse koorzangers.



    Teerfeesten in de jaren vijftig

    Zoals andere koren vierde het Bavelse koor rond 22 november het Caeciliafeest. Dat waren flinke feesten die wel twee of drie dagen konden duren. Bier en wijn konden rijkelijk vloeien. Er werd goede kost verteerd. Aanvankelijk kwam er een speelman en later een grammophone. Er werden kaarsen voor Cecilia geofferd. Naar mate de Tweede Wereldoorlog dramatischer werd, werd het feest beperkter en in 1944 werd er zelfs voor het eerst in 150 jaar géén feest gevierd. In de notulen staat daar over vermeld: "Daar de tijdsomstandigheden niet toelaten het Ceciliafeest te vieren: ten eerste wegens de bezetting van onze gewone localiteit en ten tweede wegens gebrek aan benodigdheden om behoorlijk de tafel te voorzien, stellen we dit tot later datum uit..." De schade werd echter ruimschoots ingehaald. Uit de koorboeken weten we dat er van 1951 tot 1953 zelfs drie teeravonden waren! Jan schreef hierover: "Direkt na de Heilige Mis ging men naar het café voor het ontbijt, waar men onder andere gevulde kalfskop kreeg. Verder werd de morgen doorgebracht met kaarten, biljarten en sigaren roken! 's Middags was de lunch. Na de middag werden eventuele nieuwe leden afgehaald, maar dat werd wat eenvoudig met een borrel en een sigaar afgewerkt. De nieuwe leden konden dan, tegen betaling, aanzitten aan het diner!"

    Johan van Gestel wist ons nog te vertellen dat zijn vader ook drie dagen naar het Ceciliafeest van het kerkkoor ging. Jan ging maar twee dagen, want die had het te druk met zijn winkel. Jan schreef over deze jaren:

  • En Jan van de Poel die was de baas van heel dat Mannenkoor
  • Een grote hoed en een zwart pak, Piet Doens was de pastoor
  • En Frans dat was de organist het is beslist geen gein
  • Al was je bas of een tenor, je moest wel een boer zijn
  • En ieder jaar Ceciliafeest dat hoorde er ook bij
  • Het duurde wel drie dogen lang, een heuse freetpartij
  • De eerste Mis om 7 uur, de hoogmis half elf
  • Daarna een borrel in de kroeg, 't ging allemaal vanzelf


  • In de tijd dat meester Van der Poel het koor leidde, werden de Ceciliaavonden bij Bruininks of bij café van Engelen gehouden. Een enkele keer is het Caeciliafeest bij mijnheer d'n Deken op de pastorie gevierd. Jan wist te vertellen dat men eerst bijeen kwam in het café. Klokslag zeven uur werd er afgerekend en toog men naar het feestadres, waar men om vijf over zeven aankwam. Dit kwam de zangers op een berisping te staan. "De heren zijn laat", mopperde dan de Deken. Het volgende jaar stond het voltallige koor om vijf vóór zeven op de stoep en achter het gordijn zat de Hoogeerwaarde Deken zijn krantje te lezen. Klokslag zeven uur vouwde hij de krant dicht en de meid opende de voordeur. De Deken heette hen welkom met:"De heren zijn juist op tijd!"



    Gemengd zingen

    < class="font1">Direct na de oorlog, in mei 1945, heeft meester van der Poel een Dameskoor opgericht. Marie van der Avoort werd voorzitster en Letty Meeuwissen werd haar secretaresse. Het Dameskoor zong steevast bij uitvoeringen van de toneelverenigingen, de Mariavereniging en de Boerinnenbond. Alle zes de zussen van Jan en nog andere jonge vrouwen waren lid. Later werd bij een uitvoering in het patronaat wel eens gemengd gezongen. Dan ging de piano van meester Van der Poel op een slee met paarden ervoor naar het patronaat. Jan moet al vroeg oog hebben gehad voor de kwaliteiten van het Dameskoor van meester Van der Poel, want bij het Gouden Huwelijk van Mart en Cor Meeuwissen zong hij:

  • 't Was vroeger 'n gezellige boel
  • mee 't zangkoortje van Jan van der Poel
  • Da was 'n stel mee knappe meide
  • Ik dacht toen: ik wou da'k ook al vrijde
  • En Cor was toen 'n goeie sopraan
  • ik zeg oe potverdikke
  • 't was geen grote, 't was geen kleine
  • en ook geen erge dikke
  • Reisje met leden van het koor en de toneelvereniging.
    V.l.n.r.: dirigent Jocques van den Bergh en vooraan in het midden 'onze'Jon Zittend v.l.n.r.: Hein van Gestel, Piet Boomoars, An von Kaam, Jan Jorissen, Jo van Koom, ?, Cor von Gestel, Nel Kriellaors. Verder onder andere: Frans van der Avoort, Sjoon Oomen, Harry van der Avoort en Marie van der Avoort.

    In november 1963 gaf Mgr. De Vet (de toenmalige bisschop van Breda) de dames permissie om onder voorbehoud bij zéér speciale gelegenheden het Herenkoor ook in de vieringen steun te verlenen. De brief van de bisschop betekende in zekere zin het begin van het Gemengd Koor. In deze jaren werd het voor de heren ook steeds moeilijker om uitvaarten, huwelijken en jubilea te kunnen zingen. De komst van de dames was daarom een zegen voor de Bavelse parochie. En Jan zong:

  • Dan denk ik altijd toch nog even aan dot meisje
  • Dat blonde meisje van de zangvereniging
  • Dat meisje op het eerste rijtje
  • Korte rokjes, dikke dijtjes
  • 't Zou jammer zijn als dat mooie beeld verloren ging


  • Het Gregoriaans Herenkoor bleef bestaan en werd geleid door Jan Monden. Dokter Mol dirigeerde aanvankelijk het Gemengd Koor. Marian Jansen vertelt: "Sinds 1985 ben ik bij het Koor. Jan had me aangesproken en me gevraagd. Ga maar eens mee. Ik kom je wel ophalen." Wanneer een aspirant-zanger een jaar bij het Koor was, werd deze door heel het Koor thuis gebracht. Dat was een traditie. Alle gasten werden dan ontvangen met koffie, drankjes en hapjes. En dat konden wel eens zo'n 60 personen zijn. Dat waren hele gezellige avonden!

    Binnen het Koor waren al de nodige familierelaties aanwezig, maar er groeiden ook hechte vriendschappen. Bij de nazit van de repetities bleef Jan ook altijd hangen. Onder het genot van een drankje kaartte hij nog wat na over de muziek, de repetitie, over een uitvoering of allerlei andere belangrijke en onbelangrijke zaken. Jan hoorde je steevast bij de mannentafel met zijn verhalen. Hij was ongemerkt wel het middelpunt door zijn gezelligheid. Je stond graag bij Jan in de buurt. ,

    >

    Z.A.C.

    Toen Jan Jorissen midden zestiger jaren de boodschappen bij Jo van Kaam bracht, ontmoette hij ene Herman Polman. Deze was met zijn vrouw Riny vanuit Elst in Bavel komen wonen. Jan vertelde Herman natuurlijk van zijn eigen vrouw Riet, die ook uit de buurt van Eist kwam. Herman en Riny werden klant van Jans winkel, maar het werd ook een hechte vriendschap. Herman kon kritisch zijn. Jan was milder, maar samen vormden ze een bijzonder koppel. Ze zongen allebei bij het Gregoriaans Koor en bij het Gemengd Koor. En ze kwamen steeds vaker bij elkaar over de vloer. Bij het kaarten of bij een borreltje raakten ze geïnspireerd en maakten ze teksten en liedjes. Er ontstond een vriendenkring die zichzelf de Z.A.C. ging noemen. Die letters stonden voor: Zaterdag Avond Club, maar het kon net zo goed de Zondag Avond Club betekenen. Het ging zoals het uitkwam, 'n Adres afspreken om samen te komen, was niet nodig. Men reed rond door Bavel en vond elkaar altijd wel ergens bij iemand. Bij Riet en Jan aan de Oude Bredaseweg was het nog al eens de zoete inval. Als iedereen bijvoorbeeld zijn Oud- en Nieuwjaar thuis gevierd had, kwam de hele club rond middernacht nog binnenvallen bij Jan en Riet en ging het feest vrolijk verder. De Z.A.C. was tekenend voor de vele kruisverbanden die er binnen het Koor waren en die op allerlei manieren doorwerkten in het dorpsleven.



    Lidmaatschap en repetities

    Het Koor kon gedisciplineerd repeteren en ook Jan was heel serieus. Wat niet wegnam dat zijn vrolijke gemoed altijd aanwezig bleef: "Hou de boeken hoog voor een goede zanghouding heren" sprak de dirigent. "Sorry!", zei Jan, ik kan dat niet, want ik heb één hand in mijn zak" Tussen het zingen door maakte hij altijd wel een grappige opmerking. Johan van Gestel vertelde ons: "Jan kende echt honderden moppen. Het was een kunstenaar in woorden. Als hij in deze tijd had geleefd dan had hij er veel meer mee kunnen doen, maar vroeger had je daar niet zoveel tijd voor." Jos Daelman kon muziek lezen. Jan beheerste dat veel minder. Echter, als Jan het lied één keer had gehoord, kon hij het foutloos nazingen. Als Jan omkeek dan wist je dat iemand niet zuiver had gezongen. Johan van Gestel herinnert zich hoe Jan hem dan zei: "Johan, dat was niet helemaal goed." Jos Daelman zei het directer: "Johan, ge zat er helemaal ne//e..!" Jan ging altijd trouw naar de repetities. Toch waren er redenen waarom Jan wel eens een repetitie oversloeg. Dat was uiteraard voor een voetbalwedstrijd op de televisie. En dat gold ook voor de vergaderingen van de middenstand én de kaartavonden van Z.A.C. Twan van de Rijt, medekoorlid, kende deze zwakke plek van Jan en kon hem nog wel eens op de kast te jagen door tijdens repetities de voetbaluitslagen rond te bazuinen. Die uitslagen waren weliswaar verzonnen, maar Jan trapte er iedere keer weer in en reageerde geïrriteerd met: "Gij, verrekte I..." Jan bezong deze plagerijen ooit eens bij een Ceciliafeest:

  • Maar die mannen zijn zo lang
  • Ai maken ze mij... echt niet bang
  • Twan dat is 'n koele kikker
  • Van voetbal weet hij echt geen flikker
  • Hij kijkt maar steeds naar zijn mobiel
  • Ik zeg het potverdikke
  • Ik luister echt nie naar die vent
  • Hij kan voor mijn part st.....


  • Jan heeft één jaar een pauze genomen bij het Koor, omdat hij het veel té druk had met de winkel en zijn gezin. Het kwam hoogst zelden voor dat iemand een jaar pauze nam, maar iedereen waardeerde zijn keuze. Jan had er zelf het meeste moeite mee. Hij heeft zich er zo vaak voor verontschuldigd. "Koorlid ben je gewoon voor het leven", zei hij. Jan heeft daardoor een extra jaar moeten wachten op zijn onderscheiding bij het '50 jaar koorlidmaatschap'.

    < class="font1">

    Jan als enthousiast zanger in het Gregoriaans Koor. v.l.n.r.: Adriaan van Gestel, Cok van Kuijk, Jos Doelman, daarachter net zichtbaar Ad Peeters, Jan Jorissen, achter Jan zit Nico von Riel, Mortien van Beek, Jan Nelemons, Piet Oomen, Jon Jonk en Jan Monden die dirigeert.



    Lid van de feestcommissie

    Jan bekleedde nooit een bestuursfunctie bij het Koor. Dat ambieerde hij ook niet. Hij was voorzichtig in die dingen en wilde met iedereen vrienden blijven. Wel heeft hij in de feestcommissie van het Gemengd Koor gezeten. Zo'n feestcommissie bereidde het Ceciliafeest voor dat sinds 1954 nog maar één avond duurde. Een enthousiaste groep koorleden stond elk jaar voor de organisatie er van klaar. Jan loofde de inzet van de andere commissieleden nog eens in een lied op de wijze van 'Net as Ikke':

  • November, Cecilia-sferen
  • Vroeger noemden ze dat "potverteren"
  • De feestcommissie is paraat
  • Die sjouwen d'r eigen uit de naad
  • Ze hebben een programma klaar
  • Om je vingers af te likke
  • Dus pak nou maar een flinke neut
  • 't Zelfde net as ikke
  • >

    Jon Jorissen en Wil Carton op een bankje tijdens een optreden von het koor bij Anno.

    HIn de tijd dat Jan bij deze commissie zat, werd er elk jaar een thema gekozen. Er werd bijpassende kleding voorgeschreven. De drankjes en hapjes moesten aangesleept worden, de zaal versierd enzovoorts. Bij deze feesten en andere feestelijkheden kon het Koor altijd een beroep doen op Jan om voordelig aan eten en drinken te komen. Op zo'n avond Jan zong altijd wel een lied of deed hij een voordracht.

    Afscheid van het Koor

    Jan bleef tot in zijn laatste jaren op het Gregoriaanse en het Gemengde Koor. Hij kon zelfs nog lid worden van het Seniorenkoor van de K.B.O., genaamd ‘Gaudium Vitae1. Met het ouder worden, werd het hoge zingen vermoeiender en veranderde zijn stembereik. Hij schoof op van tenor naar de lagere basstem. Toch behield Jan zijn jeugd en ondeugd getuige het volgende lied op de Limburgse melodie 'Wie ik Nog 'n Jungske War'.

  • Het is weer feest in het Klooster van 't Bejoardenkoor
  • Dat mag je toch niet zeggen, daar zijn wij té goed voor
  • Wij zijn 'n groepje mensen die noemt men senioren
  • Al woont nu al 'n groot getal op 't Van Gilsplein in "De Voore"
  • Tra la la la la la, tra la la la la la

  • En Rietje Hereygers mooi en fris, zit op de eerste rij
  • Ze heeft weer 'n mooi jurkje aan en Jon die kijkt heel blij
  • Hij is heel overdonderd, hij valt soms voor haar charme
  • Volkomen uit zijn evenwicht bij Rietje in hoor armen

  • De sopranen hebben iets aparts die zingen de hoogste noot
  • Ze zitten helemaal vooraan bijna op Jan z'n schoot
  • Maar Jan die zingt de eerste stem, hoe krijgt hij 't verzonnen
  • Als ik die nachtegaaltjes hoor, dan denk ik: 't Zijn net nonnen

  • Ik had het over de dirigent soms moet ik van hem balen
  • Hij zingt zo zuiver en zo hoog, maar wij mogen geen adem halen
  • Hij zingt er met 'n groot gemak hoger dan een soproantje
  • Zó hoog daar kan ik echt niet bij, ik kom ook maar uit 't Haantje

  • We hebben nu 'n mooie naom van Jan Monden gekregen
  • We heten 'Gaudium Vitoe', dot betekent: 't Goede Leven
  • Ik hoop dat wij nog menig jaar..... mogen blijven zingen
  • Er zijn toch op je oude dag nog heel veel mooie dingen

  • Als bas kon Jan nog vele jaren vooruit. Toen hij wist dat het afscheid van het Koor naderde, heeft hij er toch maanden over gedaan om tot die beslissing te komen. Op de wijze van 'Net as ikke' heeft hij daar ook weer
  • over gezongen.

  • Mensen luistert naar mijn lied
  • Of je 't nou aardig vindt of juist niet
  • Maar het moet mij van 't hart
  • Geloof het rustig voor mijn part
  • Ik zit met 'n klein probleem
  • Ik zeg het potverdikke
  • Hoe moet ik mijn verhaal nu kwijt
  • Ik moet eerst nog even slikke

  • Ik ben al heel lang bij het Koor
  • Niels, mag ik nog 'n jaartje door
  • Ik zit wel op de eerste rij
  • Guus die zit links neven mij
  • Ik zit wel stevig uit de wind
  • Ik zeg het potverdikke
  • En Twan dat is ook nog 'n bas
  • 't Zelfde net os ikke

  • Dat hij bij zijn afscheid tot erelid werd benoemd, was een grote, maar ook een mooie verrassing voor hem.



    9. Carnaval

  • As ge ze naor 't Carnaval ziet gaon
  • Van de Roosberg en van d'n Haon
  • En die uit de Lange Vore
  • Die feesten tot 't ochtendglore
  • En ziede ze komen uit 't Hof
  • Dan denkte potverdikke
  • 't Is toch 'ne goeie Baviaon
  • Hetzelfde net as ikke
  • Voordat er Carnaval was

    In de Brieven van Paulus nr. 192 schreef Jan over het allereerste begin van het Carnaval:

    "In mijn jeugd stelde carnaval bitter weinig voor. De cafés in Bavel waren dan gewoon dicht. Ik herinner me nog goed dat ik met Vastenavond mijn fiets pakte en op verkenning ging. Ook in Ulvenhout was het een donkere boel. Alle herbergen waren gesloten. Ik gaf niet op en reed richting Breda. En jawel hoor, bij café De Bieberg brandde volop licht en er klonk muziek. Nieuwsgierig als ik was, zette ik mijn fiets (toen nog zonder slot) tegen de veranda en stapte naar binnen. Ik bestelde een pilsje en keek wat rond. Er werd gekletst en gedanst. Toevallig liep ik een nichtje tegen het lijf. Dat kwam goed uit, want ik wilde best een dansje wagen. Een wildvreemde vragen zat er bij mij niet in. Meer dan een foxtrot kende ik niet en van een polonaise was geen sprake. Na een uurtje had ik het wel gezien en ging op huis aan. Want op de fiets naar Breda gaan, en zeker de binnenstad, dat was veel te link. Daar waren de mensen gemaskerd en met een pilsje teveel op werden oude vetes uitgevochten. Daar waarschuwde deken Dirckx al voor toen ik nog naar school ging. Geld verkwisten...Elders gaan boemelen...Wie weet waarheen?...zo klonk het in zijn zondagspreek. Fatsoenlijke jongens bleven thuis."



    Hoe Carnaval in Bavel begon

    Maar de tijden veranderden. Onder leiding van het Hoofd der school meester Van den Bergh werd een culturele kring opgericht onder de naam 'Katholiek Leven'. Dit was een organisatie die lezingen organiseerde en toneelstukjes opvoerde. In 1958 namen Frans van Kuijk en deze meester Jacques van den Bergh vanuit 'Katholiek Leven' het initiatief tot oprichting van een Raad van Elf, waarin alle standen vertegenwoordigd waren. Ze wilden een gekostumeerd bal organiseren om daarmee leden te winnen voor het winterprogramma. Naast de twee initiatiefnemers bestond de Raad van Elf in 1958-1959 uit Jo van Kaam, Drik Jansen, Janeke Martens, Wim Langen, Mart Meeuwissen, Janus van Riel, Louis van de Velden, Charles de Kanter, Johan van Ginneken, Frans en Piet van Kuijk. Via het Koor had meester Van den Bergh contact met Jan en die vroeg hem om de eerste Prins Carnaval in Bavel te worden. Dat was natuurlijk een eervol aanbod. Maar waarom viel zijn oog op Jan? Johan van Gestel vertelde: "Het was kort na de oorlog, dat hij Jan voor het eerst in een toneeluitvoering zag. Jan speelde een nar en die sprong zó verschrikkelijk hoog op het toneel. Ongelooflijk." We kunnen de conclusie trekken dat het er gewoon inzat. Jan Jorissen was een geboren prins! Toch vroeg Jan zich in het begin af wat hij als prins allemaal moest zeggen en doen. Volgens meester Van den Bergh moest hij zich daarover geen zorgen maken. Het schoolhoofd nam hem mee naar Breda en bij 'De BruinClaus' werd een heus prinsenpak gehuurd. Het eerste optreden van Jan als Prins Carnaval was in de St. Aloysiusschool. Jan herinnerde zich: "Op de vrijdagmiddag vóór Carnaval ging ik dansend en springend met een bont uitgedoste jeugd in mijn kielzog van de ene klas naar de andere. Dat was voor de leerlingen toch wel iets anders dan rekensommen maken.’0" Jan vertelt verder:"De andere dag werd ik op de pastorie ontboden door pastoor Vermeulen. Ik belde aan bij de pastorie in de veronderstelling dat de koffie en sigaren voor mij klaar stonden. Pastoor Vermeulen die sinds 6 februari 1959 aangesteld was in Bavel, had van het een en ander lucht gekregen en daarom ontbood hij mij de volgende dag op de pastorie! Ik belde aan en dacht dat dit vast een gezellig onderonsje zou worden met een kop koffie en een goede sigaar. Echter het tegendeel bleek waar! A ' volgens het jubileumboek Stichting de Baviaonen, 44 jaar was het feest op maandag 105 Staande, met de deurkruk in mijn hand, moest ik hem beloven dat er in géén geval een kinderoptocht zou plaatsvinden in Bavel. Na hem hierover gerustgesteld te hebben, mocht ik weer vertrekken.... Maar... Carnaval was geboren!" De pastoor preekte de eerstvolgende zondag tot de gelovigen: "Ik ging heen van De Heen (Steenbergen) en kwam in het land van Prins Baviaon."

    Raad van Elf 1958-1959
    Stoond v.l.n.r.:J. van Koom, 6. Jansen, A. Martens, W. Langen, M. Meeuwissen, A. Van Riel, L. Van de Velden.
    Zittend v.l.n.r. Ch. De Kanter, J. Van Ginneken, J. Jorissen, F. Von Kuyk, P. Von Kuyk



    Afscheid van het Koor

    Jan bleef tot in zijn laatste jaren op het Gregoriaanse en het Gemengde Koor.

    9. Carnaval

    45 ge ze naor 't Carnaval ziet gaon Van de Roosberg en van d'n Haon

    Hoe Carnaval in Bavel begon

    Maar de tijden veranderden. Onder leiding van het Hoofd der school

    Meester Van den Bergh werd een culturele kring opgericht onder de naam 'Katholiek Leven'.

    Staand v.l.n.r.: Riet Jansen, An van Koam, Nel Krielaars, mevr. De Kanter, Cor Meeuwissen, Gerdo van Ginneken. Zittend v.l.n.r.: Corrie Mortens, Riet Langen, Jan Jorissen, Miek Van Kuyk, Guus van Kuyk. Op initiatief van Dré Bruininks vond het Vastenavondbal op maandag plaats. De Raad van Elf bezocht dit bal met toestemming van Katholiek Leven. De Katholieke Arbeiders Jeugd, de Katholieke Jonge Meisjes Vereniging en de Rooms Katholieke Jonge Boerenstand vierden ieder apart hun carnaval {zonder bezoek van de Raad van Elf overigens). Prins Baviaon dun Irste regeerde van 1958 - 1960. Dat waren slechts twee carnavalsseizoenen. Toen stopte 'Katholiek Leven' met haar carnavalsbal. Johan van Ginneken {de vader van Frits van Ginneken) werd de tweede carnavalsprins in Baviaonenland. Hij stond bekend onder de naam: Prins Jonas d'n Irste.

    Van een clubje van elf groeide de organisatie uit tot een goed georganiseerde 'Stichting De Baviaonen'.

    BONTE AVOND BAVEL GROOT SUCCES !

    De bevolking van Bavel heeft afgelopen zaterdag- en maandagavond

    Refrein

    Hee schon wijveken, ge wit da'k oe gère zie Loot ne keer zien oe gern

    Jan Hoepekatoen

    Voor zijn buuts kroop Jan in de huid van vele typetjes. We noemden al

    De rijke Amerikoan. Jubileum 55 jaar

    Op 11 november 2012 opende burgemeester Peter van der Velden,

    Jullie neus ophaal voor Chinees... Jullie zeg: wij nie hiegienies

    De kennismaking bij de schoonfamilie van Jon.

    Verlovingsfeest van Mien Veens (zus van Riet) en Theo Aaldering. Links onder Jon en Riet. Jan en Riet trouwden op 18 april 1961. Jan was 39 jaar. Riet was 26 jaar. Voor haar zeventigste verjaardag schreef hij een prachtige ode:

    v.l.n.r. Mieke, Jeanette, Koen en Lindo.

    Hij bleef dankbaar dat hij zijn leven met haar mocht delen en dat hij op haar kon terugvallen in zijn uitbundige gemeenschapsleven.

    11. 'n echte Baviaon

    Beste Jan, wij zijn allen zeer vereerd Dat jij vandaag werd gedecoreerd Bedankt B W voor onze vriend Hij heeft die medaille dik verdiend Wijze: Der Vogelfönger, W.A.Mozart Erelegpenning

    V.l.n.r.: Burgemeester Peter von der Velden, Jan en Riet.

    Wie had dat kunnen denken Zo snel, zo onverwacht De dood komt zoals men zegt Als een dief in de nacht

    Jan Jorissen (1922 - 2013) was 'n echte Baviaon! Hij stond midden in het dorpsleven en zijn levensverhaal is een verhaal over de geschiedenis van Bavel. Via Jan krijgt de lezer een inkijk in een groot Brabants gezin. De verhalen over de dorpsschool, de kerk en het kerkkoor, de kruidenier en andere middenstanders, carnaval en vermaak; het is typisch voor Brabant. Veel teksten van Jan zelf liggen aan de basis van deze biografie. Waar mogelijk werd hij geciteerd. Het dialect dat Jan graag gebruikte, komt op elke bladzijde terug.

    Bron Boek Een echte Baviaon